Herwaardering kost meer dan dat het oplevert...
Laatst werd ik gevraagd om als 'ervaringsdeskundige' mee te praten tijdens een klein inhoudelijk symposium, georganiseerd door de Museumvereniging. Het symposium ging over het afstoten van museale objecten, en dan met name over de vraag of een museum de af te stoten objecten mag verkopen en zo ja, waar de opbrengst dan aan besteed mag worden.
Musea die ingeschreven staan bij de Nederlandse Museumvereniging dienen zich te houden aan de Ethische Code. Deze code biedt een instrument voor professionele zelfregulering op een aantal gebieden waar het museum specifieke deskundigheid en verantwoordelijkheid heeft. Zoals bij het herwaarderen en afstoten van museale collectie.
In artikel 2.16 van de Ethische Code voor Musea staat: “Geld of vergoeding, ontvangen vanwege de afstoting van objecten uit een museale collectie wordt alleen gebruikt ten gunste van die collectie, in beginsel voor het verwerven van nieuwe objecten.”
Deze richtlijn is bedoeld om te voorkomen dat musea bijvoorbeeld een schilderij uit de collectie verkopen om hiermee een exploitatietekort te dekken. Het duurzaam instandhouden van en zorgdragen voor een collectie is een belangrijke verantwoordelijkheid van een museum en het is niet wenselijk dat collectie gezien wordt als een economisch goed dat verhandeld kan worden.
Maar wat nou als het voortbestaan van een museum in het geding is, bijvoorbeeld door de gevolgen van de coronapandemie? Hoe vinden we dat we moeten omgaan met deze richtlijn, rekening houdend met de verantwoordelijkheid van een museum maar ook geconfronteerd met de realiteit van het beheer van -soms al te grote- collecties? En wat levert verkopen eigenlijk op?
Tijdens het seminar gingen de deelnemers met elkaar over bovenstaande kwestie in gesprek. Een belangrijk gegeven is dat niet elk museum hetzelfde is, dus elke situatie is ook anders. Ik vertelde over de achtergrond en aanleiding van het herwaarderingstraject van Museum Vlaardingen. Door onze aanpak, waarbij we de gehele collectie herwaarderen, is dit traject behoorlijk kostbaar. We hebben niet voor niets een beroep moeten doen op diverse fondsen om het project te kunnen uitvoeren. Doel van het traject is ook niet om geld te verdienen, maar om zoveel mogelijk objecten, die niet meer passen binnen het profiel van het museum, over te brengen naar een passend museum. Zoals het scheepsmodel waar ik in mijn vorige blog over schreef. De echte topstukken vinden zo hun weg naar een nieuwe bestemming. Maar niet alles wordt natuurlijk herplaatst. Zo organiseerden we in de winter een boekenmarkt met de boeken die over waren, nadat Maritiem Museum, het Scheepvaartmuseum en het Stadsarchief Vlaardingen de voor hen interessante titels eruit hadden geselecteerd. Gelukkig deden we dit niet voor het geld. Want hoewel we nog een heleboel belangstellenden blij hebben kunnen maken met een of meerdere boeken, heeft het financieel niet veel opgeleverd.
Dit geldt ook voor de museumobjecten. Als het echt niet lukt om voor een object een nieuwe bestemming te vinden, bieden we het aan de MuseumDepotshop aan, een soort marktplaats voor museumobjecten. Zij proberen de voorwerpen te verkopen, en het museum ontvangt hiervan vervolgens een percentage. Onlangs ontving ik bericht dat er 50 van onze objecten zijn verkocht ....
Ook de directeur van het Bijbels Museum vertelde op het symposium haar verhaal. Dit museum heeft vorig jaar zijn volledige collectie (volgens de LAMO) afgestoten, waarbij de topstukken een nieuwe publieke bestemming hebben gekregen en ook een deel verkocht is (via o.a. de MuseumDepotshop). Ook in hun geval wogen de opbrengsten niet op tegen de kosten van het ontzameltraject.
De bekende reclameslogan 'dan verkoop je toch gewoon de boot' klinkt leuk, maar gaat voor de meeste musea dus zeker niet op.....